De Nederlandse overheid heeft de Wet Internationaal Verantwoord Ondernemen (WIVO) ingevoerd, een wetsvoorstel dat de Europese Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) omzet in Nederlands recht. Belanghebbenden worden uitgenodigd om tot 29 december 2024 feedback te geven op het ontwerp. Dit voorstel bouwt voort op de Europese richtlijn om ervoor te zorgen dat bedrijven in hun hele waardeketen verantwoording afleggen over hun impact op de mensenrechten en het milieu. Door de CSDDD te verankeren in nationale wetgeving wil Nederland een leidende rol spelen in het bevorderen van verantwoord ondernemen.
Hoewel de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de CSDDD/WIVO het overkoepelende doel delen om duurzame bedrijfspraktijken te bevorderen, verschillen de twee kaders aanzienlijk in focus. De CSRD richt zich in de eerste plaats op transparantie door bedrijven te verplichten te rapporteren over milieu-, sociale en governancefactoren (ESG). De CSDDD en, in het verlengde daarvan, de WIVO verplichten daarentegen tot concrete actie. Bedrijven moeten verder gaan dan openbaarmaking en stappen ondernemen om risico's te identificeren, te beoordelen en te beperken en tegelijkertijd eventuele schade aan te pakken die door hun activiteiten of waardeketens wordt veroorzaakt.
Dit artikel is geschreven door Iman Zalinyan ([email protected]) en Sefa Geçikli ([email protected])i. Iman en Sefa zijn beide onderdeel van RSM Netherlands Business Consulting Services met een focus op Duurzaamheid en Strategie.
Hoe heeft het Nederlandse beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen zich in de loop van de tijd ontwikkeld?
Het Nederlandse beleid op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is sinds 2013 sterk geëvolueerd, waarbij de geleerde lessen zijn weerspiegeld en de prioriteiten zijn verschoven. Aanvankelijk leunde de aanpak sterk op vrijwillige maatregelen, met een focus op het bevorderen van samenwerking tussen overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties via IMVO-convenanten. Deze convenanten waren vrijwillige overeenkomsten die waren ontworpen voor sectoren met een hoog risico, zoals de kledingproductie, mijnbouw en landbouw. Hun primaire doel was om het bewustzijn van risico's binnen wereldwijde waardeketens te vergroten en samenwerking tussen belanghebbenden aan te moedigen om deze problemen aan te pakken.
Hoewel de sectorale convenanten een belangrijke rol speelden bij het op gang brengen van discussies en het bevorderen van partnerschappen, toonden studies aan dat ze niet leidden tot voldoende tastbare veranderingen in de supply chain-praktijken van bedrijven. Ondanks de bewustmaking bleek het vrijwillige karakter van het beleid ontoereikend om de systemische gedragsveranderingen te bereiken die nodig zijn om risico's effectief aan te pakken. De Nederlandse regering erkende deze tekortkomingen en heeft in 2020 haar strategie gewijzigd, op basis van adviezen van belangrijke adviesorganen zoals de Sociaal-Economische Raad (SER) en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), evenals evaluaties en onderzoeksresultaten.
In het herziene beleid werd een mix van vrijwillige en verplichte maatregelen aangenomen om elkaar aan te vullen en te versterken. Met deze evenwichtige aanpak wordt getracht de flexibiliteit en het samenwerkingspotentieel van vrijwillige initiatieven te combineren met de verantwoordingsplicht en afdwingbaarheid van bindende regelgeving. Een hoeksteen van deze nieuwe strategie is de invoering van een brede due diligence-verplichting, die bedrijven verplicht om mensenrechten- en milieurisico's in hun waardeketens te beoordelen en aan te pakken.
Verplichte maatregelen, waaronder wetgeving, zijn een centraal element van deze beleidsverschuiving geworden. Bindende vereisten worden gezien als een manier om een minimumnorm voor bedrijfsgedrag vast te stellen, zodat bedrijven zinvolle stappen zetten op het gebied van duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Door een duidelijke en consistente uitgangswaarde te creëren, wil de wetgeving ondernemingen aanmoedigen om verantwoorde bedrijfspraktijken effectiever in hun activiteiten te integreren dan met vrijwillige maatregelen alleen kan worden bereikt.
Op deze manier is het Nederlandse IMVO-beleid geëvolueerd naar een meer gestructureerd en effectief kader. Deze evolutie weerspiegelt een groeiend besef dat vrijwillige maatregelen weliswaar hun verdiensten hebben, maar dat ze moeten worden ondersteund door bindende verplichtingen om de systemische verandering te stimuleren die nodig is voor duurzaam en verantwoord bedrijfsgedrag, die via WIVO zal worden gerealiseerd.
Op wie is de WIVO van toepassing en wanneer?
De WIVO introduceert een gefaseerde aanpak van de implementatie, te beginnen in 2027 met de grootste bedrijven met meer dan 1.000 werknemers en een netto-omzet van meer dan 450 miljoen euro. Tegen 2029 zal de wet van toepassing zijn op bedrijven met meer dan 3.000 werknemers en een netto-omzet van meer dan 900 miljoen euro wereldwijd. Belangrijk is dat het toepassingsgebied van de WIVO niet beperkt is tot Nederlandse of Europese bedrijven; niet-Europese bedrijven die aanzienlijke inkomsten genereren binnen de Europese Economische Ruimte (EER) vallen ook onder de richtlijn, wat zorgt voor een gelijk speelveld op de hele markt.
Een uitgangspunt van de richtlijn is dat als bedrijven due diligence toepassen, dit een positieve impact zal hebben in de waardeketen. De verplichtingen in de richtlijn komen in grote lijnen overeen met de zes stappen van het due diligence-proces zoals gedefinieerd in de OESO-richtlijnen. De Europese Commissie zal uiterlijk op 26 januari 2027 richtsnoeren uitbrengen die verdere duiding zullen geven aan de due diligence-verplichtingen. Due diligence is een proces in zes stappen waarmee bedrijven hun waardeketens en de feitelijke of potentiële negatieve effecten op de mensenrechten en het milieu identificeren om deze potentiële en daadwerkelijke negatieve effecten te voorkomen, te beperken of te elimineren en erover te communiceren.
Daarom vereist de wetgeving dat bedrijven risicogebaseerde due diligence integreren in hun kernbeleid en managementsystemen. In tegenstelling tot de CSRD, die het bij rapportagevereisten houdt, handhaaft de WIVO actie. Bedrijven moeten risico's voorkomen en beperken, corrigerende maatregelen nemen en, waar nodig, oplossingen bieden, zoals financiële compensatie voor veroorzaakte schade. Regelmatige monitoring en evaluatie zijn van essentieel belang, met een jaarlijkse evaluatie om de doeltreffendheid van deze maatregelen te beoordelen.
De huidige structuur van het WIVO is als volgt:
Handhaving en samenwerking: zorgen voor naleving van de WIVO
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) treedt op als handhavingsinstantie en houdt toezicht op de naleving van de WIVO. De wet geeft de ACM de bevoegdheid om bestuursrechtelijke sancties op te leggen bij niet-naleving, waaronder boetes die kunnen oplopen tot 5% van de jaaromzet van een onderneming. Daarnaast kan civielrechtelijke aansprakelijkheid worden ingeroepen als een onderneming haar due diligence-verplichtingen niet nakomt. Deze combinatie van bestuursrechtelijke en civielrechtelijke handhaving benadrukt de ernst van het mandaat van de WIVO.
De WIVO stimuleert ook de samenwerking tussen bedrijven. Bedrijven kunnen onder specifieke voorwaarden middelen en informatie delen om gezamenlijk aan hun verplichtingen te voldoen. Dit is met name belangrijk voor het aanpakken van complexe uitdagingen zoals arbeidsuitbuiting of aantasting van het milieu binnen wereldwijde toeleveringsketens, waar gecoördineerde inspanningen kunnen leiden tot effectievere oplossingen.
Bedrijven die binnen een ondernemingsgroep actief zijn, kunnen op groepsniveau voldoen aan due diligence-verplichtingen en klimaattransitieplannen ontwikkelen. Deze collectieve aanpak vermindert de nalevingslast voor individuele entiteiten binnen de groep en zorgt tegelijkertijd voor afstemming in de hele organisatie. Door inspanningen te centraliseren, kunnen bedrijven processen stroomlijnen en zich concentreren op effectieve implementatie.
De richtlijn moedigt ook het delen van informatie en middelen aan, zowel binnen een ondernemingsgroep als met andere juridische entiteiten. Om bedrijven een leidraad te geven, wordt in de richtsnoeren van de Europese Commissie inzake horizontale samenwerkingsovereenkomsten en verticale beperkingen verduidelijkt hoe entiteiten kunnen samenwerken en tegelijkertijd aan het mededingingsrecht kunnen voldoen. Daarnaast heeft de ACM een Beleidsregel Duurzaamheidsafspraken uitgevaardigd, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waaronder bedrijven kunnen samenwerken aan duurzaamheidsinitiatieven zonder boetes te riskeren.
Bedrijven kunnen ook gebruikmaken van sectorinitiatieven, waaronder partnerschappen met meerdere belanghebbenden, waarbij bedrijven, vakbonden en maatschappelijke organisaties samenwerken om internationaal aanvaarde sociale, ethische en milieunormen te handhaven. Deze initiatieven stellen bedrijven in staat om middelen te bundelen en gezamenlijk systemische problemen in hun waardeketens aan te pakken. Bedrijven die deelnemen aan een sectorinitiatief zouden bijvoorbeeld een gezamenlijk klachtenmechanisme kunnen opzetten, waardoor het voor belanghebbenden gemakkelijker wordt om klachten in te dienen en tegelijkertijd de administratieve lasten over de deelnemers worden verdeeld. Deze collectieve actie kan de invloed vergroten en betekenisvolle veranderingen in toeleveringsketens bevorderen.
Om naleving te ondersteunen, kunnen bedrijven verificatie door onafhankelijke derden gebruiken als onderdeel van hun due diligence-inspanningen. Deze verificaties moeten echter voldoen aan vastgestelde normen om ervoor te zorgen dat ze passend en betrouwbaar zijn.
Ondanks de voordelen van samenwerking zijn bedrijven nog steeds individueel verantwoordelijk voor het nakomen van hun due diligence-verplichtingen. Deelname aan inspanningen op groepsniveau of sectorinitiatieven ontslaat bedrijven niet van hun onafhankelijke verantwoordelijkheden. De Europese Commissie ontwikkelt richtsnoeren om bedrijven te helpen bij het beoordelen van de geschiktheid van deze gezamenlijke inspanningen en tegelijkertijd de naleving van de richtlijn te waarborgen.
Uitdagingen en kansen voor bedrijven
Voor bedrijven is de WIVO zowel een uitdaging als een kans. Hoewel de wet nieuwe verplichtingen oplegt die de administratieve lasten en kosten kunnen verhogen, creëert zij ook mogelijkheden voor innovatie en een betere reputatiereputatie. Bedrijven die het WIVO-raamwerk proactief toepassen, kunnen hun ESG-referenties versterken en een concurrentievoordeel behalen in een markt die steeds meer wordt gedreven door duurzaamheidsbewuste investeerders en consumenten.
De integratie van de CSDDD in het Nederlandse recht via de WIVO maakt deel uit van een bredere trend in de duurzaamheidswetgeving. Naast initiatieven zoals de CSRD en de richtlijnen van de International Sustainability Standards Board (ISSB), vormt de WIVO een alomvattend kader dat transparantie, verantwoording en zinvolle actie stimuleert. Samen benadrukken deze wetten dat duurzaamheid niet langer een keuze is, maar een kernvereiste voor het zakendoen in Europa.
Forward Thinking
Naarmate de consultatieperiode voor de WIVO vordert, hebben bedrijven een unieke kans om zich te engageren en invloed uit te oefenen op de uiteindelijke contouren van de wet. Deelname aan dit proces stelt bedrijven in staat om een praktische en uitvoerbare wet vorm te geven en geeft aan dat ze zich inzetten voor verantwoord ondernemerschap. De WIVO, geboren uit de Europese CSDDD, is niet alleen een wettelijke vereiste, het is een oproep tot actie voor bedrijven om het voortouw te nemen op weg naar een duurzame en rechtvaardige wereldeconomie.
RSM is een thought leader op het gebied van ESG advisering. We bieden frequente inzichten door middel van training en het delen van thought leadership op basis van gedetailleerde kennis van ontwikkelingen in de branche en praktische toepassingen in het werken met onze klanten. Wilt u meer weten, neem dan contact op met een van onze adviseurs.