Ten behoeve van de Voorjaarsnota 2025 is, zoals gebruikelijk, een Beslisnota opgesteld, waarin de afwegingen zijn beschreven die aan de Voorjaarsnota ten grondslag  liggen.

Hoewel er in de Voorjaarsnota 2025 niets over is vermeld, zijn in de Beslisnota twee opvallende opmerkingen terug te vinden die een aanpassing van artikel 8c van de Wet Vpb beogen.

  • Opmerking 1: “ de maatregel doorstroomvennootschappen 8c loopt niet meer mee in het Belastingplan 2026” en
  • Opmerking 2: “er zal een aparte nota worden opgesteld over de maatregel introduceren open norm voor doorstroomvennootschappen”.

Met doorstroomvennootschappen worden lichamen bedoeld die met groepsvennootschappen transacties aangaan, waarbij werkzaamheden  van de doorstroomvennootschap hoofdzakelijk bestaan uit het direct of indirect ontvangen en betalen van rente, royalty’s, huur- of leasetermijnen, onder welke naam en in welke vorm dan ook. Een doorstoomvennootschap wordt ook wel een financieel dienstverleningslichaam (DVL) of  een royalty -  of rentedoorstromer genoemd.

Een Nederlandse doorstromer wordt doorgaans gebruikt om toegang te krijgen tot het omvangrijke Nederlandse belastingverdragennetwerk, zonder (veel) waarde toe te voegen aan de intragroeptransacties die worden verricht.  
De gedachten over het aanpassen van artikel 8c van de Wet Vpb zijn overigens niet nieuw.  Al op 22 november 2021 is in het rapport “Op weg naar acceptabele doorstroom”  door de ‘Commissie doorstroomvennootschappen’ de aanbeveling gedaan om de safe harbour voor rente-doorstromer-DVL’s te schrappen. Deze safe harbour in het huidige artikel 8c wet  Vpb kan als volgt worden samengevat:

Een belastingplichtige wordt met betrekking tot samenhangende geldleningen geacht reële risico’s te lopen als deze belastingplichtige een eigen vermogen heeft van 1% van het bedrag van de uitstaande geldleningen, of EUR 2 miljoen. 

Dit betekent in een extreem voorbeeld dat een Nederlandse BV met een intercompany vordering en corresponderende intercompany schuld van EUR 1 miljard, geacht wordt reële risico’s te lopen, als deze vennootschap een eigen vermogen aanhoudt van EUR 2 miljoen.  Het behoeft geen betoog dat een dergelijke wanverhouding tussen de omvang van het eigen vermogen en de geldlening aanleiding kan geven tot discussies over een kunstmatige constructie die bedoeld is om toegang te krijgen tot het Nederlandse verdragennetwerk.

Als de safe harbour wordt geschrapt zal de doorstroomvennootschap naar verwachting moeten voldoen aan een open norm die aansluiting zoekt bij de bestaande normen voor risico-allocatie op het gebied van verrekenprijzen. Nadere toelichting kan hiervoor worden gevonden in het bestaande ‘Besluit Verrekenprijzen’ van 14 juni 2022 inzake de toepassing van het arm’s-length beginsel in overeenstemming met de OECD Transfer Pricing Guidelines.

Mocht de huidige  safe harbour in artikel 8c Vpb inderdaad worden geschrapt  en worden vervangen door een open norm, zal inderdaad geen sprake meer zijn van een wetsbepaling die in-en doorleen vennootschappen met een irreële omvang van het eigen vermogen bevoordeelt, maar overigens zal aan de vaststelling van de fiscale winst van een dergelijke vennootschap waarschijnlijk niet veel veranderen, omdat, net zoals nu ook al het geval is, de vergoeding moet worden bepaald aan de hand van het arm’s-length beginsel in overeenstemming met de OECD Transfer Pricing Guidelines.

Mogelijk zou een aanpassing van artikel 8c Vpb wel een verdere opmaat kunnen vormen voor een nadere beschouwing van andere regelingen in de Wet Vpb , zoals de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor een Nederlandse (tussen)houdstervennootschap met onvoldoende substance.

Het is nu dus wachten op de aparte nota over doorstroomvennootschappen.