Naar aanleiding van Brexit is de vraag naar douanevertegenwoordiging in de EU alleen maar verder toegenomen. In de praktijk betekent dit dat niet in de EU gevestigde partijen een indirecte vertegenwoordiger moeten aanstellen om goederen in te voeren. Echter, gelet op het risico dat hiermee gemoeid is, is het niet makkelijk om een indirecte vertegenwoordiger te vinden. Een indirecte vertegenwoordiger is namelijk medeaansprakelijk voor de douaneschuld naar aanleiding van de invoer. Recent is de vraag opgekomen of de aansprakelijkheid van de indirecte vertegenwoordiger ook geldt voor de invoer btw. Het Hof van Justitie heeft op 12 mei 2022 hier verdere duidelijkheid in gegeven met het arrest U.I. (HvJ 12-05-2022, Représentant en douane indirect, C-714/20). Wij hebben een kort overzicht van de zaak, de uitkomst en de relevantie voor de praktijk hieronder nader uiteengezet.
Feiten en omstandigheden
In onderhavige zaak draait het om een invoer die plaatsvond in Italië. De Italiaanse douane had de invoeraangifte van U.I. die optreedt als indirecte douanevertegenwoordiger gecorrigeerd en de bijhorende btw bij invoer bepaald. U.I. trad op als indirecte douanevertegenwoordiger voor een in Rome gevestigde invoerende onderneming A. SpA. Deze onderneming was echter verwikkeld in een faillissementsprocedure. Omdat de Italiaanse douane de verschuldigde invoer btw niet kon verhalen op A. SpA, werd de indirecte douanevertegenwoordiger U.I. aansprakelijk gesteld voor de invoer btw.
Volgens U.I. kon de btw verschuldigd bij invoer niet op haar worden verhaald aangezien zij niet hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de btw bij invoer op basis van de wet- en regelgeving op btw- en douanegebied. Uiteindelijk is geprocedeerd tot aan het Hof van Justitie. Het Hof oordeelde dat bepalingen in de douanewetgeving niet zonder meer van toepassing zijn ten aanzien van de btw-heffing, gezien deze bepalingen enkel zien op de douaneschuld. Hierbij heeft het Hof erop gewezen dat volgens vaste rechtspraak bij de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling niet enkel rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en met de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt.
Dictum Hof van Justitie
Op basis van douanewetgeving is een indirecte douanevertegenwoordiger hoofdelijk aansprakelijk voor de douaneschuld, maar stelt het Hof dat de invoer btw geen onderdeel is van de douaneschuld. Daarnaast stelt het Hof van Justitie dat in de btw-richtlijn slechts een verwijzing wordt gemaakt naar het douanewetboek voor de betaling van de omzetbelasting, maar niet bij wie deze verplichting rust. Het Hof van Justitie stelt daarom ook dat indirect douanevertegenwoordiger niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de btw bij invoer louter op het douanewetboek van de Unie, dan wel de btw-richtlijn. Om de btw bij invoer alsnog te kunnen verhalen bij de indirect douanevertegenwoordiger dient een lidstaat een specifieke uitdrukkelijke en ondubbelzinnige bepaling op te nemen in haar nationale wetgeving die de indirecte douanevertegenwoordiger ook aansprakelijk stelt voor de invoer btw.
Onze visie en het belang voor de praktijk
De vraag komt dan ook op of er in de Nederlandse wetgeving specifieke bepalingen zijn die de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de indirecte douanevertegenwoordiger uitbreiden naar de btw bij invoer. Indien deze bepaling niet aanwezig is, kan het risico voor indirect douanevertegenwoordiger gedeeltelijk beperkt worden. De btw verschuldigd bij invoer zou dan geen onderdeel meer zijn van de hoofdelijke aansprakelijkheid. Momenteel kennen we in Nederland een schakelbepaling tussen de Wet op de Omzetbelasting 1968 en de Algemene douanewet voor de verschuldigdheid van btw bij invoer. De vraag is echter of dit moet worden beschouwd als een nationale bepaling die uitdrukkelijk en ondubbelzinnig de verschuldigde(n) van de btw bij invoer aanwijst. Oftewel: kan de indirecte douanevertegenwoordiger hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de btw bij invoer op grond van de schakelbepaling? Hierbij moet opgemerkt worden dat in iedere lidstaat waar de invoer plaatsvindt, beoordeeld moet worden in de nationale wetgeving of er sprake is van de uitbreiding van deze hoofdelijke aansprakelijkheid.
Deze uitspraak kan sterke invloed hebben op de vergoeding of garanties die indirect douanevertegenwoordiger vereisen.
Meer informatie?
Mocht u naar aanleiding van het lezen van deze nieuwsbrief vragen hebben, neem dan contact op met uw RSM-adviseur.