In de zakenwereld van vandaag kunnen bedrijven kiezen uit verschillende opties voor groepsfinanciering, zoals intercompany leningen, kapitaalinbreng, hybride instrumenten, cash pooling en andere vormen. Nederland biedt bedrijven aanzienlijke belastingvoordelen, maar waar moet je rekening mee houden bij het kiezen van de beste vorm van groepsfinanciering? Dit artikel is het eerste in een reeks waarin verschillende financieringsopties worden onderzocht en de voor- en nadelen ervan vanuit Nederlands belastingperspectief worden geëvalueerd.
Dit artikel is geschreven door Pauline Çobo ([email protected]) en Rafi Mardroos ([email protected]). Pauline en Rafi maken deel uit van RSM Netherlands International Consulting Services met een focus op International Taxation.
Voordat je evalueert welke financieringsoptie het beste is voor jouw bedrijf, is het belangrijk om je financiële behoeften in kaart te brengen. Bedenk hoe je van plan bent de fondsen te gebruiken: Wil je nieuwe projecten financieren, bestaande projecten uitbreiden of investeren in nieuwe machines of andere langetermijn activa? Denk na over het doel van de fondsen, het vereiste kapitaalbedrag en de voorwaarden en terugbetalingsvoorwaarden die aansluiten bij je bedrijfsdoelstellingen. De volgende stap is het beoordelen van je financiële positie door kerncijfers zoals omzet, winst, cashflow en bestaande schuldverplichtingen te onderzoeken.
Opties binnen de groep verkennen
De aard van de financiering is belangrijk voor belastingdoeleinden, aangezien schuld en eigen vermogen verschillende belastingimplicaties hebben. Rentebetalingen zijn over het algemeen aftrekbaar voor de lenende entiteit en worden beschouwd als een zakelijke uitgave, maar ze worden behandeld als belastbaar inkomen voor de lenende onderneming.
Kapitaalstortingen zijn daarentegen meestal niet aftrekbaar omdat het winstuitkeringen zijn in plaats van uitgaven. Als de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, kunnen ze echter worden vrijgesteld van bronbelasting als aan bepaalde criteria wordt voldaan. Daarnaast zijn verliezen van de uitlenende vennootschap doorgaans aftrekbaar van de belasting, terwijl verliezen op aandelen vrijgesteld en fiscaal niet aftrekbaar kunnen zijn.
Overwegingen met betrekking tot verrekenprijzen
Voor leningen tussen ondernemingen is het belangrijk dat de terugbetalingsvoorwaarden en rentetarieven in overeenstemming zijn met de zakelijke principes zoals uiteengezet in de OESO-richtlijnen. Dit betekent dat de voorwaarden en het rentetarief consistent moeten zijn met de markttarieven en een weerspiegeling moeten zijn van wat een onafhankelijke derde partij zou accepteren onder soortgelijke voorwaarden en omstandigheden. De zakelijkheidstoets voor leningen tussen ondernemingen begint met de karakterisering van die transacties, om te beoordelen en te bepalen of het als een lening moet worden beschouwd. De juiste documentatie, waaronder een leningsovereenkomst waarin de hoofdsom, rentevoet, terugbetalingsvoorwaarden en eventuele zekerheden of financiële garanties worden gespecificeerd, is belangrijk om de risico's op het gebied van belastingen en verrekenprijzen te beperken. Door ervoor te zorgen dat de voorwaarden van intercompany leningen in overeenstemming zijn met het zakelijkheidsbeginsel, kunnen bedrijven het risico op belastingaanpassingen en mogelijke geschillen met de belastingdienst verminderen.
Renteaftrekbeperking op leningen tussen ondernemingen
Onder de Nederlandse belastingwetgeving worden intercompany leningen gecategoriseerd als zakelijke of niet-zakelijke leningen, wat van invloed is op de fiscale renteaftrek volgens artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting (CITA 1969). Volgens de Nederlandse Hoge Raad kan een lening als zakelijk worden aangemerkt als deze aan bepaalde criteria voldoet: de lening is goed gedocumenteerd, de rentevoet en terugbetalingsvoorwaarden zijn vastgesteld in overeenstemming met het at arms' length-beginsel, er zijn zekerheden of financiële garanties verstrekt, de lening is verstrekt tussen verbonden partijen en heeft een zakelijk motief (bijvoorbeeld uitbreiding van een project of verwerving van nieuwe activa). In dit geval worden de rentelasten beschouwd als fiscaal aftrekbaar. Daarentegen wordt de lening als niet-zakelijk beschouwd, wat betekent dat een verbonden partij een debiteurenrisico heeft aanvaard dat onafhankelijke partijen niet zouden hebben aanvaard.
Bijgevolg is de waardevermindering niet fiscaal aftrekbaar en is de renteaftrek beperkt op grond van artikel 10a van de CITA. Volgens het Hooggerechtshof is deze bepaling niet van toepassing op buitenlandse schulden. De term "verbonden partij" verwijst naar bedrijven en personen die aan bepaalde criteria voldoen. Een bedrijf wordt als verbonden met een ander bedrijf beschouwd als het ten minste een derde van het kapitaal in het andere bedrijf bezit, of omgekeerd, of als een derde ten minste een derde van het kapitaal in beide bedrijven bezit. Bedrijven die deel uitmaken van dezelfde fiscale eenheid worden ook als verbonden beschouwd. Daarnaast wordt een persoon als verbonden met een bedrijf beschouwd als hij of zij ten minste een derde van het kapitaal van dat bedrijf bezit, of als hij of zij een soortgelijk belang heeft in een bedrijf dat ermee verbonden is. Hieronder vallen ook bedrijven in een samenwerkingsverband met een gezamenlijk belang van ten minste een derde in het bedrijf.
Voorwaardelijke WHT op rente
Sinds 1 januari 2021 past Nederland een voorwaardelijke WHT van 25,8% toe op rentebetalingen van Nederlandse vennootschappen aan gelieerde entiteiten die gevestigd zijn in laagbelastende jurisdicties met een wettelijk vennootschapsbelastingtarief van minder dan 9%, aan jurisdicties van de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties of aan gelieerde entiteiten met meer dan 50% stemrecht. De WHT wordt ingehouden op het niveau van de betaler en geheven bij de ontvanger. Als de WHT niet correct wordt toegepast, kan de belastinginspecteur een naheffingsaanslag opleggen aan de ontvanger van de rentebetaling. Naast directe betalingen kan de voorwaardelijke WHT ook van toepassing zijn op kunstmatige structuren die primair zijn opgezet om de Nederlandse WHT te ontwijken.
EU-regeling voor verplichte openbaarmaking voor grensoverschrijdende transacties "DAC6"
De DAC6 (Directive on Administrative Cooperation) is een EU-richtlijn die op 25 juni 2018 in werking is getreden en die tussenpersonen en belastingplichtigen verplicht om mogelijk agressieve grensoverschrijdende belastingregelingen te melden. De bewijslast ligt bij de tussenpersonen en belastingplichtigen om ervoor te zorgen dat deze regelingen worden gemeld als ze voldoen aan bepaalde criteria die bekend staan als "keurmerken" en als is voldaan aan de belangrijkste voordeeltest. Bij een grensoverschrijdende regeling is doorgaans ten minste één EU-jurisdictie betrokken naast één of meer niet-EU-jurisdicties. Als de transactie betrekking heeft op één rechtsgebied of beperkt is tot niet-EU-rechtsgebieden, wordt deze niet als grensoverschrijdend beschouwd en hoeft deze dus niet te worden gemeld. Niet alle grensoverschrijdende transacties zijn echter meldingsplichtig, tenzij ze voldoen aan een van de DAC6-keurmerken in bijlage IV van de EU-richtlijn. Sommige keurmerken zijn direct gekoppeld aan de hoofdvoordeeltest, waarbij moet worden aangetoond dat het verkrijgen van een belastingvoordeel het primaire voordeel van de transactie is. Als de lening tussen ondernemingen twee verschillende jurisdicties betreft, zoals hierboven vermeld, wordt het beschouwd als een grensoverschrijdende regeling. Het kan als rapporteerbaar worden beschouwd als het resulteert in belastingvoordelen of hybride mismatches met zich meebrengt. Niet-naleving van DAC6 kan leiden tot aanzienlijke boetes en straffen.
Vooruitdenken
Bij het navigeren door de complexiteit van het groepsfinancieringslandschap is het belangrijk om een proactieve aanpak te hanteren door regelmatig interne documentatie te herzien en fiscaal risicobeheer te integreren in financieringsstrategieën om potentiële risico's te identificeren en te beperken. Gezien de voortdurende veranderingen is het noodzakelijk om op de hoogte te blijven van recente ontwikkelingen op het gebied van belastingstructurering en om ervoor te zorgen dat regelgeving zoals DAC6, ATAD2 en andere relevante EU-wetgeving wordt nageleefd.
RSM is thought leader op het gebied van internationale belastingadviesdiensten. We bieden regelmatig inzichten door middel van training en het delen van thought leadership dat is gebaseerd op een gedetailleerde kennis van wettelijke verplichtingen en praktische toepassingen in het werken met onze klanten. Als je meer wilt weten, neem dan contact op met een van onze consultants.
1 Artikel 13 Wet op de vennootschapsbelasting 1969
2 OESO (2022), OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen voor multinationale ondernemingen en belastingdiensten 2022, OESO Publishing, Parijs, hoofdstuk X, afdeling B, https://doi.org/10.1787/0e655865-en.
3 ECLI:NL:HR:2008:BD1108
4 Artikel 10a Wet op de vennootschapsbelasting 1969
5 Belastingarme jurisdicties zijn jurisdicties met een wettelijk belastingtarief van minder dan 9% of die op de zwarte lijst van de EU staan. Nederland publiceert jaarlijks een lijst van laagbelaste jurisdicties.
6 Richtsnoeren voor grensoverschrijdende regelingen die verplicht openbaar moeten worden gemaakt