Nadat veel werknemers (noodgedwongen) geproefd hebben van de mogelijkheden die thuiswerken biedt, zijn velen van hen (gedeeltelijk) thuis blijven werken. 100% op kantoor werken is niet meer de norm. Voor werknemers die werken in hun woonland heeft dat verder geen gevolgen voor hun sociale zekerheidspositie, maar voor werknemers waarbij het woonland niet gelijk is aan het werkland kan dit wel degelijk gevolgen hebben voor de sociale verzekeringspositie.
Hoe zat het ook alweer?
Vóór corona was de regel binnen EU-/EER-verband dat personen die in twee landen werkzaam zijn waarvan voor 25% of meer vanuit hun woonland, verzekerd zijn in hun woonland. Voor een grensarbeider, woonachtig in België die eerst volledig werkzaam was op kantoor in Nederland betekende dit sociale verzekeringsplicht in Nederland. Als deze persoon onder deze regelgeving besluit 2 dagen thuis te gaan werken (40% van de werktijd), zou de socialezekerheidsplicht zich verplaatsen naar België. De socialezekerheidsstelsels van het woonland en het werkland kunnen nogal van elkaar verschillen, wat voor zowel werknemers als werkgevers grote financiële en administratieve complicaties op kan leveren.
Gedurende de Coronaperiode was op Europees niveau afgesproken dat verandering van werkplek tijdelijk genegeerd kon worden voor de bepaling welk sociaal stelsel van toepassing is, waardoor thuiswerken geen gevolgen had voor de sociale zekerheidspositie van de werknemer. Deze regeling werd steeds opnieuw verlengd in afwachting van nieuwe afspraken binnen Europa voor grenswerkers die thuiswerken. De huidige verlenging loopt tot 1 juli 2023.
Vanaf 1 juli 2023
Per 1 juli 2023 treedt de Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdend telewerk in werking. Op basis van deze kaderovereenkomst kan de sociale zekerheidswetgeving van het werkland van toepassing blijven wanneer een werknemer minder dan 50% van de arbeidsduur thuiswerkt in het woonland. De kaderovereenkomst moet wel door zowel de woonstaat als de werkstaat ondertekend worden. Dit percentage, waar Nederland ook voor gepleit heeft, is gekozen zodat ook parttimers die vier dagen werken, regelmatig thuis kunnen werken. Echter, ieder EU land kan een ander percentage hanteren.
Op dit moment hebben de volgende landen de kaderovereenkomst getekend: Nederland, Duitsland, Zwitserland, Liechtenstein, Tsjechische Republiek, Oostenrijk, Slowaakse Republiek, België, Luxemburg, Finland, Noorwegen en Portugal. Voor Nederland is de ondertekening door Duitsland en België natuurlijk het meest van belang.
Om van deze vernieuwde afspraken gebruik te kunnen maken moet in het werkland een A1-verklaring worden aangevraagd op basis van de zogeheten artikel 16-overeenkomst. Op basis hiervan wordt afgeweken van de reguliere aanwijsregels (met het percentage van 25%) van de thans geldende verordening. In Nederland is het de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die de A1-verklaringen afgeeft. De SVB heeft echter heel weinig tijd gehad om de kaderovereenkomst voor 1 juli 2023 te implementeren, waardoor zij in ieder geval met een noodscenario zullen werken om alsnog de verwachte stroom aanvragen te kunnen behandelen.
Vanaf 1 juli 2023 kunnen werknemers bij de SVB verzoeken om de uitzondering volgens de kaderovereenkomst. De belangrijkste voorwaarden om dit verzoek in te dienen zijn:
- U bent werknemer;
- U woont in het buitenland;
- U werkt alleen voor een in Nederland gevestigde werkgever(s);
- U telewerkt tussen 25% en 50% van uw totale werktijd in uw woonland.
Uw werknemer vult de aanvraag in via de website en moet deze per post naar de SVB sturen. In de periode tussen 1 juli 2023 en 1 juli 2024 kan de aanvraag tot maximaal 1 jaar terug gedaan worden, met als voorwaarde dat in die periode alleen in Nederland premies voor sociale zekerheid betaald zijn. Na 1 juli 2024 kan de aanvraag tot maximaal 3 maanden terug gedaan worden, hier geldt dezelfde voorwaarde.
De kaderovereenkomst betekent dat er eindelijk meer duidelijkheid komt over de gevolgen van thuiswerken voor grensarbeiders. Er is op dit moment echter nog een aantal onduidelijkheden, Er is geen dan wel weinig aandacht besteed tussen de mogelijke tegenstrijdige belangen tussen de werknemer en werkgever. Omtrent de zelfstandige arbeid is ook weinig aandacht aan besteed. Een ander niet onbelangrijk punt is dat België de arbeid van een directeur/(groot)aandeelhouder (DGA) kwalificeert op basis van de regels van het bronland terwijl Nederland dat juist doet op basis van haar eigen nationale wetgeving. Verder geldt deze oplossing alleen voor de sociale zekerheid en niet voor de belastingheffing. Het thuiswerken van uw werknemer kan dus nog wel degelijk gevolgen hebben voor de belastingen. Het kabinet richt zich wel op fiscale maatregelen om thuiswerken door grensarbeiders ook fiscaal te faciliteren. Zo zou Nederland graag een thuiswerkmaatregel gericht op grenswerkers opnemen in de bilaterale belastingverdragen en meer zekerheid bieden ten aanzien van de mogelijke problematiek rond vaste inrichtingen. Zodra er meer nieuws is, zullen wij u daarvan uiteraard op de hoogte houden.